Algemeen Dagblad 23 augustus 2016
Eindelijk straf voor slopen van erfgoed
Ahmad al-Faqi al-Mahdi windt er geen doekjes om. Hij heeft spijt. Veel spijt. Dat kan hij niet vaak genoeg benadrukken voor het Internationaal Strafhof in Den Haag. ,,Ik vraag om vergeving.''
Hij biedt zijn excuses aan. Aan zijn familie, de gemeenschap van Timboektoe, zijn thuisland Mali, de internationale gemeenschap. En aan beheerders van de heiligdommen, die onder zijn verantwoordelijkheid in 2012 werden vernield. ,,Ik hoop dat ze mij vergeven en mijn excuses aanvaarden.'' Hij roept moslims in de hele wereld op geen soortgelijke vernielingen aan te richten. ,,Ze leiden tot niets goeds voor de mensheid.''
Nooit eerder stond een Malinees voor het Internationaal Strafhof. Nooit eerder stond daar iemand primair terecht voor het vernietigen van cultureel erfgoed. Nooit eerder ook bekende een verdachte voor het strafhof zo snel en overtuigend schuld.
Keurig in pak, met een stropdas spreekt Al-Mahdi een korte, zakelijke schuldbekentenis uit. Het is een verschil met de man op videobeelden. Daarop spoort Al-Mahdi, gehuld in wit gewaad en tulband, met een kalasjnikov over zijn schouder, zijn mannen aan heiligdommen te vernielen in Timboektoe, in de middeleeuwen het centrum van de islamitische wetenschap.
Al-Mahdi was hoofd van de 'moraalpolitie' van de islamtische militie Ansar Dine, die de historische stad in Noord-Mali had veroverd. Hij zag toe op de invoering van de sharia, de islamitische wetgeving. Onder zijn toezicht vernielden extremisten met pikhouwelen en schoffels mausolea en een moskee, en verbrandden duizenden historische manuscripten. De grafmonumenten van middeleeuwse geleerden, die als heiligen werden beschouwd, stonden op de Werelderfgoedlijst van Unesco. Maar de militie beschouwde ze als 'afgoderij'.
De aanklagers houden Al-Mahdi verantwoordelijk voor het vernielen van negen mausolea en de vijftiende-eeuwse Sidi Jahja-moskee. Hoofdaanklaagster Fatou Bensouda noemt het 'een laffe aanval op de waardigheid en identiteit van hele bevolkingsgroepen'. ,,Hij was zich volledig bewust van het belang van de mausolea en toonde vastberadenheid bij het toezicht op de operaties.'' Nadat de militie uit Timboektoe werd verdreven, werd Al-Mahdi in 2014 in Niger opgepakt. Hij gaf in maart al toe dat hij bij de operaties betrokken was.
De aanklagers beroepen zich op de Haagse Conventie voor de Bescherming van Cultuurgoederen bij Gewapende Conflicten (1954). Daarin staat het toebrengen van schade aan culturele goederen gelijk aan schade aan het cultureel erfgoed van de gehele mensheid. Ook in het Statuut van Rome (1998) van het strafhof, mede ondertekend door Mali, wordt de vernietiging van historische monumenten een oorlogsmisdaad genoemd. Bensouda: ,,Ons cultureel erfgoed is geen luxe goed. We moeten het beschermen tegen ontheiliging en verwoesting.''
Toch is kunsthistoricus en erfgoeddeskundige Joris Kila sceptisch over de uitkomst. ,,Helaas heeft de man schuld bekend. Daarmee blijven juridische kansen liggen'', zegt hij. Kila hoopte dat de zaak zou leiden tot een discussie over de systematische en ideologische vernietiging van de identiteit van bevolkingsgroepen. ,,Dan was het een misdaad tegen de menselijkheid geweest. Die wordt zwaarder bestraft dan een oorlogsmisdaad.''
Volgens Kila, die in 2014 met eigen ogen zag hoe groot de ravage in Timboektoe was, zijn er aanwijzingen die een zwaardere aanklacht rechtvaardigen. Neem de sloop van de houten deur van de Sidi Jahja-moskee. De deur moet - volgens de overlevering - tot het einde der tijden gesloten blijven, anders wacht Timboektoe rampspoed.
,,Ze hebben de moskee niet opgeblazen maar de deur in mootjes gehakt. Dat geeft de geniepigheid aan. Ze hebben er echt over nagedacht. De systematische, ideologische gedachte achter de vernielingen wordt nu niet verder onderzocht. Dat is een gemiste kans. Maar dit is beter dan niets.''
Unesco maakt zich grote zorgen om de verwoesting van cultureel erfgoed in conflictgebieden, waaraan vooral Islamitische Staat in Syrië, Irak en Libië zich schuldig maakt. Er gaan zelfs stemmen op om de heiligdommen te beschermen met blauwhelmen. Ook traint Unesco lokale experts in het evacueren, stabiliseren en repareren van kunstwerken en gebouwen.
Volgens de aanklagers is de zaak-Al-Mahdi belangrijk om te laten zien dat culturele misdaden niet onbestraft blijven. Het is twijfelachtig of de uitspraak een precedent schept, omdat het strafhof in Syrië en Irak geen jurisdictie heeft.
Met internationale hulp is inmiddels een deel van de lemen bouwwerken in Timboektoe weer opgebouwd. Een deel van de manuscripten is met financiële steun van het Prins Claus Fonds veiliggesteld.
Al-Mahdi kan maximaal dertig jaar cel krijgen, maar vanwege zijn medewerking zal hij tussen de negen en elf jaar krijgen. ,,Ik accepteer het vonnis met pijn en een gebroken hart. Ik hoop dat de jaren in de gevangenis een bron zijn om mij te zuiveren van kwade geesten die bezit van mij hebben genomen.''
NRC 5 april 2015- Weinig zicht op smokkel roofkunst
Weinig zicht op smokkel roofkunst
Kunstmarkt
Dat er op grote schaal wordt geplunderd in IS-territorium staat vast, maar opsporingsinstanties hebben geen compleet beeld van het verhandelen van oudheden.
Door onze cultuurredactie
A M ST E R D A M . Interpol en andere opsporingsinstanties tasten in het duister over de omvang van de handel in roofkunst in door terreurbeweging Islamitische Staat bezet gebied in Syrië en Irak.
Dat zegt Marja van Heese, inspecteur bij de Erfgoedinspectie, een Nederlandse dienst die onder meer is belast met onderzoek naar verdachte transporten van cultuurgoederen. Unesco stelde vorig jaar in een rapport dat de handel in roofkunst en illegaal opgegraven cultuurgoederen net zo lucratief is als die in wapens en drugs. Jaarlijks zou er 7 miljard dollar mee zijn gemoeid. Maar hoe de VN-organisatie voor behoud van cultuur tot die schatting komt, is onduidelijk.
Dat de situatie in Syrië en Irak zorgwekkend is, daarover zijn deskundigen het eens. Uit onderzoek van satellietopnamen door de Universiteit van Pennsylvania is gebleken dat archeologische vindplaatsen in IS-territorium massaal worden geplunderd; de plekken zien er op de foto’s uit als kraters na een bombardement. Van Heese noemt de situatie „heel alarmerend”. Maar de internationale opsporingsinstanties hebben geen duidelijk beeld van de omvang van het probleem, zegt ze. „We hebben nog onvoldoende zicht en onvoldoende harde cijfers.”
Volgens archeoloog Joris Kila, als erfgoeddeskundige verbonden aan de Universiteit van Wenen, zijn er sterke aanwijzingen dat terreurbeweging IS de schatkist vult met de verkoop van oudheden. Kila: „Het kalifaat int religieuze belasting in de vorm van oudheden. En ze geeft vergunningen uit aan de plaatselijke bevolking om naar oudheden te graven. In ruil daarvoor eist ze een percentage van de opbrengst uit verkoop aan de tussenhandel.” Die tussenhandel, zegt Kila, is in Turkije en Libanon gevestigd en zou vooral leveren aan rijke verzamelaars in de Golfstaten. Ook zijn er aanwijzingen dat grote hoeveelheden goederen in depots worden opgeslagen, zoals ook gebeurde tijdens de Tweede Golfoorlog (1990-’91). In het Westen wordt volgens Kila op dit moment weinig roofkunst uit Syrië en Irak aangeboden. Dat zou te maken kunnen hebben met het door Unesco opgestelde Verdrag tegen de illegale handel in erfgoed, dat door vrijwel alle Westerse landen is geratificeerd, in 2009 ook door Nederland. Dat verdrag verplicht handelaren en musea om te onderzoeken of aanwinsten niet gestolen of geheeld zijn, en of ze het land van herkomst op legale wijze hebben verlaten.
Als niet kan worden aangetoond dat objecten al voor 1970 zijn verzameld, kunnen ze alleen worden verkocht met een exportvergunning uit het land van herkomst. Kila: „In de Golfstaten en Azië worden die regels minder streng gehanteerd.” Unesco doet meer om erfgoed te beschermen. Maandag was in Amsterdam de aftrap van een vierweekse, mede door de VN-organisatie georganiseerde opleiding, hoe erfgoed te redden in rampgebieden en bij gewapende conflicten. De cursisten: 22 erfgoed professionals uit landen als Syrië, Irak en Afghanistan.
Militairen staan niet te dringen om advies aan te nemen van stoffige professoren
‘Militairen staan niet te dringen om advies aan te nemen van stoffige professoren. Maar ik zeg altijd: ‘Je kunt de geschiedenis van het brandstichten niet bestuderen zonder de brandweer erbij te betrekken.’ Zo simpel is het.’
DR. JORIS KILA, archeoloog en reserve-luitenant-kolonel, legt uit dat het niet altijd even makkelijk is voor een erfgoedbeschermer, in Tubantia.
Source: http://www.foliaweb.nl/wp-content/uploads/2014/04/Folia-Magazine-26-jaargang-2013-2014.pdf
Link naar interview Folia Magazine nr. 20 dd 8-2-2012 pp. 34 - 37
Meest recente reacties